Daar ben ik dan, Wino Paas

Hieronder vind je een onsamenhangend stukje herinneringen uit mijn jeugd, doorgebracht in Versiliënbosch/Heerlen, 1946-1955 23 februari 1944, de laatste woensdag van februari 1944, een schrikkeljaar. De zon kwam op om 7:39 en ging onder om 18:08. Het was een zonnige kille dag, met een temperatuur van 3 graden. Twaalf jaar later, in 1956 zou het min 18 graden zijn, en in 1990 was het 15,7 graden op 23 februari. De oorlog is nog steeds aan de gang. Ik word op een veilige plaats geboren. De Vroedvrouwenschool van Heerlen. Op de Heerlerbaan. Een plek waar 23 jaar later ook mijn dochter Martie ter wereld kwam. Maar die gebeurtenis komt pas later aan de orde. Mijn ouders, Sjaak en Irma Paas-Meessen, wonen in bij mijn opa en Oma, Mat en Marieke Paas-Starmans in de Zandstraat 27 in Palemig. Na het verplichte verblijf in de Vroedvrouwenschool verhuis ik dus ook naar Palemig. Mijn andere opa en oma zijn Sjeng en Dien Meessen-Sijstermans. Zij wonen in Heerlen, in de Koningstraat 21 in Eikenderveld. Mijn moeder Irma heeft 3 zussen, Martha, Tila en Ria. Een vierde zus, Odilia, is jong gstorven. Tante Martha wordt mijn peettante. Opa en oma Paas hebben 3 kinderen, mijn vader Sjaak, is de oudste. Hij heeft een broer en een zus, Sjef en Mia. Ome Sjef is mijn peetoom. Ik herinner me niets van de Oorlog, dus ook niets van de Dikke Bertha, een Duits kanon, dat blijkbaar in “d'r Bend” was opgesteld, en regelmatig flinke knallen liet horen. Maar heeft dat kanon uit de Eerste Wereldoorlog daar in de Tweede Wereldoorlog wel gestaan? Op 17 september 1944 wordt Heerlen bevrijd. 18 September 1944 is Palemig aan de beurt. Het eerste Amerikaanse voertuig wordt daar om 19.00 gesignaleerd. Veel heeft Oma Paas niet van deze vrijheid kunnen genieten.. Oma Marieke is slechts 49 jaar geworden. Ze sterft op de WC aan een hartaanval op 19 oktober 1944. Mijn moeder Irma vindt haar daar. Met de komst van mij als derde kind van de familie wordt het wel klein in de bovenwoning in de Zandstraat. Er worden 2 amerikaanse militairen ondergebracht in huize Paas. Ene Charley McCue, en de andere Scotty. Hoelang zij ingekwartierd waren is me niet bekend. In de zomer van 1946 verhuizen we naar de Heerenweg 231a in Versiliënbosch. De eerste herinneringen aan het verleden zijn die van de bewaarschool op Nieuw Einde. Een kleuterschool had je toen nog niet. Je moest tussen de Christus Koning kerk en het patronaat (denk ik) omhoog lopen om bij de bewaarschool te komen. Liep je het paadje verder door dan kwam je boven op een heuvel terecht (" 't weike"). Achter die heuvel liep een grintpad, volgens mij een verlengstuk van de Versiliënboschweg. In de verte kon je een vijver zien, het gevolg van zandafgravingen door firma Beaujan. Op 20 december 1948 word onze Ger geboren. Het deel van de Heerenweg, tussen de Anjelierstraat en de Uterweg, waar wij woonden was niet vlak. Dat had tot gevolg dat voor onze voordeur een trapje (4 treden) was aangebracht om het niveau-verschil tussen de straat en de voordeur te overbruggen. Onze Buren waren fam Hulschtein (231), (Herman en zijn Duitse vrouw Gertrude). Zij hadden 1 zoon, Menne. Hun huis vormde, samen met dat waar wij woonden, een twee onder een kap woning. De andere buren waren de fam. Bruineberg (233) (Sjeng en Ciska). Daar woonde ook de moeder van een van beiden (vrouw Schlietsch). Hun buren waren Hollanders. Soms was daar een meisje op bezoek waar ik dan mee speelde. De naam ben ik kwijt. Ciska was erg impulsief en liet dat goed merken als ze ruzie had met haar man. Ik zie haar nog lopen met een koekenpan achter haar man aan om hem, in de tuin, een klap met de pan te verkopen. In onze tuin stond een kersenboom. Spekkersen groeiden aan de boom. Ik klom vaak in de boom, maar kreeg ze dan meestal op m'n donder omdat de boom altijd veel hars produceerde. En dat kleverige spul zat natuurlijk op mijn kleren. Op een nacht, het was pluktijd, kregen we nachtelijk bezoek van een kersendief. Ciska die van het lawaai wakker werd opende het raam van haar slaapkamer en riep "Wie zit er bij Tante Paas in de kersenboom". De dief is nooit bekend geworden, enkel de emmer werd in onze tuin teruggevonden. Sjeng Bruineberg stotterde een beetje (veel). Op een dag was Sjeng vlijtig en had het voortuintje omgespit. Daarna ging hij de schoorsteen vegen. Hij verloor zijn evenwicht en tuimelde van het dak naar beneden en kwam in het voortuintje terecht. Sjeng overleefde dat gelukkig. Toen hij weer overeind was gekomen stamelde hij "Go Go Go GodverD@@ heb ik me pijn gedaan". Een paar maanden later maakte hij een einde aan zijn leven door zich te verdrinken in de koffiepoel in de Brunssumerheide. In het volgende blok van huizen aan de Heerenweg woonde Fam Aspers(235) (Mat en Alie). Haar ouders woonde in de Anjelierstraat, en ouders van Mat Aspers woonde in de Nachtegaalstraat. Mat Aspers was een notoire drinker, en werd gewelddadig als hij een fles teveel had gedronken. Alie zocht dan dikwijls bescherming bij familie Paas. Ze kon goed opschieten met mijn moeder. Matje Aspers was een van mijn vriendjes. Regelmatig waren we wel ergens op de Brunssummerheide te vinden. We waren even oud, en Matje zat in dezelfde klas als mij. Verder in de straat woonde nog fam. Boots (229a), fam Kaspersack (229), fam.?? en op de hoek van de Anjelierstraat woonde fam. Jansen. Ik dacht in die tijd dat ik wel zou trouwen met Mia Jansen, maar daar is niets van gekomen. Verder naar beneden toe woonde fam Mestrini, (235a) en Fam Knapsack. Van twee gezinnen weet ik de namen niet meer. Bij Kaspersack hadden ze een varken dat vetgemest werd voor de slacht. Aardappel-schillen verdwenen daarom nooit in de vuilnisbak, maar kwam terecht in de varkenstrog van Kaspersack. Dat varken moest natuurlijk geslacht worden. Bij het doodmaken van het varken mochten we niet bij zijn, maar wel bij de verdere slacht van het beest. Het beest hing dan met de kop naar beneden, vastgebonden aan een ladder. En het bloed werd opgevangen in een emmer. Daar werd later bloedworst van gemaakt. En steeds hoopte je, dat jij diegene was die de varkensblaas kreeg. In onze tuin hadden we ook een visvijver. En steeds kwam een kat loeren of er geen vis te verorberen was. Dat werd ik zo beu, dat ik een dikke steen pakte en naar de kat gooide. Ik heb nooit aan mevrouw Kaspersack durven vertellen wat er met haar kat was gebeurd. Onze vader was een harde werker. Hij was schiethouwer op de ON-IV, de kleinste mijn van de Oranje Nassau groep. Hij werkte in ploegendienst en had dus afwisselend "Daag"-", "Middig", en "Nachschich. Maar zondag's werd er nooit gewerkt in de mijn. Op zaterdagavond was het altijd erg plezierig in huize Paas. De kinderen werden dan altijd in bad gedaan, en daarna werd er gewacht op de thuiskomst van onze vader. Nou ja, in bad is wel wat overtrokken, het ging een beetje anders. Eerst werd water gekookt en dat water werd in een zinken teil (“de buut”) gedaan. Onze zus Sjannie mocht dan als eerste van dit bad genieten, de jongens moesten dan uit de buurt zijn. Als onze zus klaar was, dan was mijn oudere broer Martin (Marté) aan de beurt. Uiteraard in hetzelfde water, want het water was nog wel heet genoeg. En daarna mocht ik, als derde in de rij, van het nu haast koude water genieten. En schoon dat we waren !!! Mijn jongste broertje, Ger, kreeg een aparte behandeling geloof ik. Zaterdag, 23 februari 1952 was een ware feestdag voor mij. Ik had nieuwe sandalen gekregen, met heuse spekzolen . Niet zo van die fancy dingen van tegenwoordig maar toch echte spekzolen. Die dag hadden we gymles op school. De Christus Koning school had zelf geen gymzaal, dus moesten we naar een andere school. De temperatuur was maar 6 graden was, maar het leek het alsof het een zomerdag was. Ik was jarig en bij het gymmen won ik elke hardloopwedstrijd, welke bestond uit een aantal rondjes rennen door de gymzaal. Dat kwam natuurlijk door de nieuwe schoenen. In zijn vrije tijd was mijn vader altijd bezig in de tuin. Op Versiliënbosch had hij nog een extra groentetuin, een behoorlijk stukje grond, waar allerhande groenten werden geteeld. helpen mochten we hem niet, dat werken in de tuin deed hij liever alleen. Wel mochten we helpen om Colorado-kevers te vangen en te vernietigen toen deze beestjes de aardappeloogst dreigden te vernietigen.
Wino
Oma Starmans, Sjannie en Marté, eind 1942 Heerenweg 231a  (geheel rechts) te Versiliënbosch

Daar ben ik dan, Wino Paas

Hieronder vind je een onsamenhangend stukje herinneringen uit mijn jeugd, doorgebracht in Versiliënbosch/Heerlen, 1946-1955 23 februari 1944, de laatste woensdag van februari 1944, een schrikkeljaar. De zon kwam op om 7:39 en ging onder om 18:08. Het was een zonnige kille dag, met een temperatuur van 3 graden. Twaalf jaar later, in 1956 zou het min 18 graden zijn, en in 1990 was het 15,7 graden op 23 februari. De oorlog is nog steeds aan de gang. Ik word op een veilige plaats geboren. De Vroedvrouwenschool van Heerlen. Op de Heerlerbaan. Een plek waar 23 jaar later ook mijn dochter Martie ter wereld kwam. Maar die gebeurtenis komt pas later aan de orde. Mijn ouders, Sjaak en Irma Paas-Meessen, wonen in bij mijn opa en Oma, Mat en Marieke Paas-Starmans in de Zandstraat 27 in Palemig. Na het verplichte verblijf in de Vroedvrouwenschool verhuis ik dus ook naar Palemig. Mijn andere opa en oma zijn Sjeng en Dien Meessen-Sijstermans. Zij wonen in Heerlen, in de Koningstraat 21 in Eikenderveld. Mijn moeder Irma heeft 3 zussen, Martha, Tila en Ria. Een vierde zus, Odilia, is jong gstorven. Tante Martha wordt mijn peettante. Opa en oma Paas hebben 3 kinderen, mijn vader Sjaak, is de oudste. Hij heeft een broer en een zus, Sjef en Mia. Ome Sjef is mijn peetoom. Ik herinner me niets van de Oorlog, dus ook niets van de Dikke Bertha, een Duits kanon, dat blijkbaar in “d'r Bend” was opgesteld, en regelmatig flinke knallen liet horen. Maar heeft dat kanon uit de Eerste Wereldoorlog daar in de Tweede Wereldoorlog wel gestaan? Op 17 september 1944 wordt Heerlen bevrijd. 18 September 1944 is Palemig aan de beurt. Het eerste Amerikaanse voertuig wordt daar om 19.00 gesignaleerd. Veel heeft Oma Paas niet van deze vrijheid kunnen genieten.. Oma Marieke is slechts 49 jaar geworden. Ze sterft op de WC aan een hartaanval op 19 oktober 1944. Mijn moeder Irma vindt haar daar. Met de komst van mij als derde kind van de familie wordt het wel klein in de bovenwoning in de Zandstraat. Er worden 2 amerikaanse militairen ondergebracht in huize Paas. Ene Charley McCue, en de andere Scotty. Hoelang zij ingekwartierd waren is me niet bekend. In de zomer van 1946 verhuizen we naar de Heerenweg 231a in Versiliënbosch. De eerste herinneringen aan het verleden zijn die van de bewaarschool op Nieuw Einde. Een kleuterschool had je toen nog niet. Je moest tussen de Christus Koning kerk en het patronaat (denk ik) omhoog lopen om bij de bewaarschool te komen. Liep je het paadje verder door dan kwam je boven op een heuvel terecht (" 't weike"). Achter die heuvel liep een grintpad, volgens mij een verlengstuk van de Versiliënboschweg. In de verte kon je een vijver zien, het gevolg van zandafgravingen door firma Beaujan. Op 20 december 1948 word onze Ger geboren. Het deel van de Heerenweg, tussen de Anjelierstraat en de Uterweg, waar wij woonden was niet vlak. Dat had tot gevolg dat voor onze voordeur een trapje (4 treden) was aangebracht om het niveau- verschil tussen de straat en de voordeur te overbruggen. Onze Buren waren fam Hulschtein (231), (Herman en zijn Duitse vrouw Gertrude). Zij hadden 1 zoon, Menne. Hun huis vormde, samen met dat waar wij woonden, een twee onder een kap woning. De andere buren waren de fam. Bruineberg (233) (Sjeng en Ciska). Daar woonde ook de moeder van een van beiden (vrouw Schlietsch). Hun buren waren Hollanders. Soms was daar een meisje op bezoek waar ik dan mee speelde. De naam ben ik kwijt. Ciska was erg impulsief en liet dat goed merken als ze ruzie had met haar man. Ik zie haar nog lopen met een koekenpan achter haar man aan om hem, in de tuin, een klap met de pan te verkopen. In onze tuin stond een kersenboom. Spekkersen groeiden aan de boom. Ik klom vaak in de boom, maar kreeg ze dan meestal op m'n donder omdat de boom altijd veel hars produceerde. En dat kleverige spul zat natuurlijk op mijn kleren. Op een nacht, het was pluktijd, kregen we nachtelijk bezoek van een kersendief. Ciska die van het lawaai wakker werd opende het raam van haar slaapkamer en riep "Wie zit er bij Tante Paas in de kersenboom". De dief is nooit bekend geworden, enkel de emmer werd in onze tuin teruggevonden. Sjeng Bruineberg stotterde een beetje (veel). Op een dag was Sjeng vlijtig en had het voortuintje omgespit. Daarna ging hij de schoorsteen vegen. Hij verloor zijn evenwicht en tuimelde van het dak naar beneden en kwam in het voortuintje terecht. Sjeng overleefde dat gelukkig. Toen hij weer overeind was gekomen stamelde hij "Go Go Go GodverD@@ heb ik me pijn gedaan". Een paar maanden later maakte hij een einde aan zijn leven door zich te verdrinken in de koffiepoel in de Brunssumerheide. In het volgende blok van huizen aan de Heerenweg woonde Fam Aspers(235) (Mat en Alie). Haar ouders woonde in de Anjelierstraat, en ouders van Mat Aspers woonde in de Nachtegaalstraat. Mat Aspers was een notoire drinker, en werd gewelddadig als hij een fles teveel had gedronken. Alie zocht dan dikwijls bescherming bij familie Paas. Ze kon goed opschieten met mijn moeder. Matje Aspers was een van mijn vriendjes. Regelmatig waren we wel ergens op de Brunssummerheide te vinden. We waren even oud, en Matje zat in dezelfde klas als mij. Verder in de straat woonde nog fam. Boots (229a), fam Kaspersack (229), fam.?? en op de hoek van de Anjelierstraat woonde fam. Jansen. Ik dacht in die tijd dat ik wel zou trouwen met Mia Jansen, maar daar is niets van gekomen. Verder naar beneden toe woonde fam Mestrini, (235a) en Fam Knapsack. Van twee gezinnen weet ik de namen niet meer. Bij Kaspersack hadden ze een varken dat vetgemest werd voor de slacht. Aardappel-schillen verdwenen daarom nooit in de vuilnisbak, maar kwam terecht in de varkenstrog van Kaspersack. Dat varken moest natuurlijk geslacht worden. Bij het doodmaken van het varken mochten we niet bij zijn, maar wel bij de verdere slacht van het beest. Het beest hing dan met de kop naar beneden, vastgebonden aan een ladder. En het bloed werd opgevangen in een emmer. Daar werd later bloedworst van gemaakt. En steeds hoopte je, dat jij diegene was die de varkensblaas kreeg. In onze tuin hadden we ook een visvijver. En steeds kwam een kat loeren of er geen vis te verorberen was. Dat werd ik zo beu, dat ik een dikke steen pakte en naar de kat gooide. Ik heb nooit aan mevrouw Kaspersack durven vertellen wat er met haar kat was gebeurd. Onze vader was een harde werker. Hij was schiethouwer op de ON- IV, de kleinste mijn van de Oranje Nassau groep. Hij werkte in ploegendienst en had dus afwisselend "Daag"-", "Middig", en "Nachschich. Maar zondag's werd er nooit gewerkt in de mijn. Op zaterdagavond was het altijd erg plezierig in huize Paas. De kinderen werden dan altijd in bad gedaan, en daarna werd er gewacht op de thuiskomst van onze vader. Nou ja, in bad is wel wat overtrokken, het ging een beetje anders. Eerst werd water gekookt en dat water werd in een zinken teil (“de buut”) gedaan. Onze zus Sjannie mocht dan als eerste van dit bad genieten, de jongens moesten dan uit de buurt zijn. Als onze zus klaar was, dan was mijn oudere broer Martin (Marté) aan de beurt. Uiteraard in hetzelfde water, want het water was nog wel heet genoeg. En daarna mocht ik, als derde in de rij, van het nu haast koude water genieten. En schoon dat we waren !!! Mijn jongste broertje, Ger, kreeg een aparte behandeling geloof ik. Zaterdag, 23 februari 1952 was een ware feestdag voor mij. Ik had nieuwe sandalen gekregen, met heuse spekzolen . Niet zo van die fancy dingen van tegenwoordig maar toch echte spekzolen. Die dag hadden we gymles op school. De Christus Koning school had zelf geen gymzaal, dus moesten we naar een andere school. De temperatuur was maar 6 graden was, maar het leek het alsof het een zomerdag was. Ik was jarig en bij het gymmen won ik elke hardloopwedstrijd, welke bestond uit een aantal rondjes rennen door de gymzaal. Dat kwam natuurlijk door de nieuwe schoenen. In zijn vrije tijd was mijn vader altijd bezig in de tuin. Op Versiliënbosch had hij nog een extra groentetuin, een behoorlijk stukje grond, waar allerhande groenten werden geteeld. helpen mochten we hem niet, dat werken in de tuin deed hij liever alleen. Wel mochten we helpen om Colorado-kevers te vangen en te vernietigen toen deze beestjes de aardappeloogst dreigden te vernietigen.
Familie-kroniek
Oma Starmans, Sjannie en Marté, eind 1942 Heerenweg 231a  (geheel rechts) te Versiliënbosch